Historie van de kentekenplaatDe eerste kentekennummers waren gekoppeld aan een provincie, omdat de automobilisten in het begin meestal binnen de provincie bleven. Maar het verkeer ging steeds meer over de provinciegrens heen en men besloot de administratie landelijk, op een centrale plaats te regelen. Dat was het ontstaan van de RDW (toen nog de Rijksdienst voor het Wegverkeer). Pas in 1951 werd het kentekensysteem - zoals wij die nu kennen - ingevoerd met de combinatie van driemaal twee letters of twee cijfers. Bij de nieuwe series werd begonnen met de twee letters voor de vier cijfers te plaatsen. Het eerste kenteken dat werd afgegeven was ND-00-01. In 1965 kwamen de twee letters achter de cijfers. Het eerste kenteken was
toen 00-01-AD. In 1973 werd het eerste kenteken afgegeven met de letters tussen
de cijfers. Dat was 00-AD-01. In deze drie series werden de lettercombinaties SA
en SS niet gebruikt, omdat deze teveel aan de tweede wereldoorlog herinnerden.
Toen deze drie series op waren zijn we begonnen met de kentekens met vier
letters en twee cijfers. Het eerste kenteken (DB-01-BB) werd in oktober 1978
afgegeven. In de huidige series van vier letters en twee cijfers staan geen klinkers.
Dit is gedaan om ongewenste woordvorming te voorkomen. Het kentekennummerDe Nederlandse kentekennummers zijn paarsgewijs opgebouwd uit een combinatie
van 2 letters en 4 cijfers of 4 letters en 2 cijfers. Provincie kentekensTot 1951 werd de afgifte en registratie van de voertuigdocumenten verzorgd door Gedeputeerde Staten van de provincies. De nummerbewijzen waren persoonsgebonden en werden 'voor het leven' (van de houder) verstrekt. Elke provincie had één of twee vaste letters, gevolgd door maximaal vijf cijfers. Hieronder zie je welke provincies welke lettters hadden: A = Groningen |